Mar 09

fatale val

Misdaad loont niet. Daar was hij nu wel achter. Voor de derde achtereenvolgende nacht kon hij de slaap niet vatten. ‘Mis-daad’ mompelde hij wrang, terwijl hij zich voor de zoveelste keer op zijn andere zij gooide. Het huis was stil, doodstil, terwijl hij piekerend in het donker lag en zich afvroeg waar het was misgegaan. Berouw komt na de daad. Zo gewonnen, zo geronnen. Fraai was dat, na drie slapeloze nachten begon hij in tegeltjeswijsheden te denken. Toch was het waar: dat gevoel van euforie toen hij dacht dat het goed ging, en de diepe wanhoop toen hij besefte dat er iets gruwelijks was gebeurd. Het geraas op de trap, een vallend lichaam en toen de bons. En stilte. Hij had trillend in zijn bed gelegen. Na een paar minuten was hij opgestaan en had haar zien liggen onder aan de trap, één been onder zich gevouwen, het andere tegen de glazen klapdeur aan. Dat was het moment dat hij besefte dat er iets heel erg was misgegaan.

Toch had hij zich als de perfecte echtgenoot gedragen toen de inderhaast opgetrommelde ambulancebroeder hem had gevraagd of hij niet wilde meerijden naar het ziekenhuis. In zijn pyjama was hij meegegaan, geen koffertje of toiletspullen gepakt. Er was haast bij, toch? En later was hij met de taxi naar huis gegaan. Alleen. Het kalmeringstabletje dat hij van de dokter had gekregen had hij door de wc gespoeld. Daar had hij nu spijt van, want dat had hem op zijn minst één slapeloze nacht gescheeld.

Weer gooide hij zich op zijn andere zij en vroeg zich af wat er nu precies was misgegaan. Hij had het allemaal toch zo goed voorbereid? Ze had hem notabene zelf het idee aan de hand gedaan.

Het was alweer een half jaar geleden. Zoveel geduld had hij gehad. Een rustige zondagmiddag was het geweest. Hij zat op zijn gemak de krant te lezen, Julia was boven bezig. Opeens was hij opgeschrokken door een enorm geraas en gebonk in de gang. Toen hij verder niets hoorde had hij de krant weer ter hand genomen, maar na een paar minuten had hij, toch nieuwsgierig geworden, zijn leesbril afgezet en de krant zorgvuldig in vieren gevouwen op zijn stoel gelegd. Toen was hij de gang in gelopen. Daar lag ze, onder aan de trap temidden van een stapel wasgoed. Half in de hal, één van de glazen klapdeuren was opengezwaaid en had min of meer haar val gebroken. Ze had hem verschrikt aangekeken en zonder iets te vragen had hij haar overeind geholpen. Zoveel gentleman was hij nog wel. Zij had verder geen verklaring gegeven, want zover waren ze al. Geen vragen, geen antwoorden. Een stilzwijgend langs elkaar heen leven.

Maar ’s avonds was ze er op teruggekomen, blijkbaar had de val haar toch aangegrepen. ‘Ik struikelde over de kat. Je weet toch hoe hij de laatste tijd de gewoonte heeft om op de één na onderste tree van de trap te liggen? Daar hield ik rekening mee. Maar hij lag twee treden hoger. Ik moet er niet aan denken wat er gebeurd was als hij op de bovenste tree had gelegen!’ Hij had iets onverstaanbaars teruggemompeld. Maar op dat moment begonnen zich de eerste contouren van een plan in zijn brein af te tekenen.

Na vijfendertig jaar huwelijk waren ze mensen van gewoonte geworden. Elke dag verliep volgens hetzelfde stramien. En elke nacht ook. Twee levens die elkaar op geen enkele manier meer raakten, zeker niet nadat de kinderen het huis uit waren. Nu al weer ruim tien jaar geleden. Waar bleef de tijd? Weer zo’n tegeltje, daar moest hij toch echt eens mee gaan oppassen.

Hoe dan ook, gewoontes, daar had hij het over. Elke avond dronk Julia na het eten twee glaasjes wijn. En elke nacht om klokslag vier uur moest ze haar bed uit om te plassen. Hij was het, sinds die nacht, in de gaten gaan houden en hij kon er werkelijk zijn klok op gelijk zetten. De badkamer was recht tegenover de slaapkamer, die kon ze blindelings vinden zonder het licht aan te doen. En daarop baseerde hij dan ook zijn plan, dat ze die gewoonte niet zou veranderen.

Hij begon te experimenteren. Als Julia de deur uit was oefende hij met kussens en met de zitzak, die wat zwaarder en logger was. Hij berekende de snelheid, de massa, de zwaartekracht. Hij gebruikte zelfs zijn eigen lichaam om de baan te berekenen. Hij zette de klapdeur vast, die ene, recht onder de trap. En hij legde de zwarte bontmuts die Julia ooit in een jolige bui in Rusland voor hem had gekocht helemaal achteraan op de hoedenplank. Geen vragen, geen antwoorden, dus Julia vroeg nergens naar. Als ze het al merkte.

Toen kwam fase twee. Julia had ooit, in een ver verleden, een keer de wens uitgesproken om de badkamer te moderniseren. Hij had het plan toen mordicus afgewezen maar kwam er nu zelf op terug, op een avond na het eten. Julia had hem blij verrast aangekeken. Nog verraster was ze toen hij, een paar dagen geleden, alvast de wc-bril eraf had geschroefd en een dikke stapel badkamerfolders op de keukentafel had gelegd. Waarop hij had gerekend, gebeurde. Ze vroeg hem niet waarom de bril er al af was.

Dus toen ze ’s nachts naar de wc moest liep ze, geheel volgens verwachting, in het donker de trap af. Dat deed ze de volgende dag weer. Nu kon hij zijn voorbereidingen treffen. En het had volgens hem ook perfect moeten gaan. De bontmuts op de tweede tree van boven, waar ze hem niet verwachte. Haar blote voet die iets zachts onder zich voelde en haar instinctieve reactie daarop waardoor ze mis zou stappen. Dat laatste was ook inderdaad gebeurd maar voor de rest was er van zijn plan niets terecht gekomen.

Opeens zit hij rechtop in bed. Hij heeft iets gehoord. Of was het verbeelding? Nee, daar hoort hij het weer. Er klinkt een zwakke stem van beneden: ‘Peter, Peter. Kom snel, help me.’ Peter springt zijn bed uit, snelt zonder het licht aan te doen de gang door naar de trap en wil naar beneden rennen. Het laatste wat hij voelt, voordat hij met zijn hoofd naar beneden de trap afduikt is een zachte vacht onder zijn blote voet. Dan glasgerinkel. Een scherpe pijn in zijn hals. En niets meer. Donker. Stil.

…………………..

In de kamer schrikt Julia wakker van het geluid. Even kan ze het niet plaatsen, het maakte te veel deel uit van haar nachtmerrie. Moeizaam draait ze zich om in het verhoogde ziekenhuisbed dat voorlopig de plaats van hun luie driezitsbank inneemt. Ze luistert ingespannen, maar hoort niets meer.

Haar nachtmerrie is levendig genoeg. En ze vraagt zich af hoeveel daarvan droom is en hoeveel werkelijkheid. Natuurlijk, ze zit zwaar onder de pijnstillers vanwege de blauwe plekken en haar gebroken enkel. Toch meent ze zich bepaalde dingen te herinneren van die val, een paar dagen geleden. Ze weet nog dat ze, zoals gewoonlijk, haar bed uitging om te plassen. Dat moest nu beneden. Om Peter niet te storen hield ze het licht uit maar haar eerdere val indachtig tastte ze eerst voorzichtig met haar tenen naar de volgende tree om te voelen of de kat daar soms zat. Dus toen ze met haar tenen, toch nog onverwacht, een vacht meende te voelen wierp ze haar evenwicht naar achteren. Dat kon niet voorkomen dat ze van de trap viel, maar dit gebeurde ruggelings. En dan nog had ze er met een paar blauwe plekken vanaf kunnen komen, als de klapdeur niet had vastgezeten. Nu kwam ze met een klap met haar voet tegen de houten onderkant en voelde iets kraken. Omdat ze met haar hoofd op de onderste tree klapte was ze even buiten westen geweest. Toen ze weer bijkwam had Peter op haar neer staan kijken met een merkwaardige blik in zijn ogen. Ze draaide haar hoofd opzij. En tot haar stomme verbazing zag ze de Russische bontmuts naast haar op de grond liggen. Toen moet ze toch weer even haar bewustzijn verloren hebben, want haar volgende herinnering speelde zich af in het felle blauwwitte licht van een ziekenhuiskamer.

Het is nog steeds stil in de gang, maar er knaagt een zekere ongerustheid aan haar. Hoewel ze eigenlijk nog niet zelfstandig haar bed mag verlaten, tast ze toch naar de krukken die – nog ongebruikt – tegen het voeteneind staan. Onwennig schuifelt ze voetje voor voetje naar de deur.

In de gang ligt Peter. Onderaan de trap. Hij is rechtstreeks met zijn hoofd door de glazen klapdeur geschoten en Julia ziet met één blik dat er niets meer te redden is. Een enorme glassplinter steekt aan de achterkant uit zijn nek. Op de tegels ligt een flinke plas bloed.

Een ongekend gevoel maakt zich van Julia meester. Ze kijkt naar boven, waar hij vandaan is gekomen. Er ligt geen bontmuts op de trap. Wel zit hun zwarte kat onschuldig bovenaan de trap zijn voorpootje te likken terwijl hij haar aankijkt. Even meent ze duidelijk te zien dat hij knipoogt.

Julia knipoogt terug.
Dan hobbelt ze moeizaam terug de kamer in om het alarmnummer te bellen.

Mar 07

vakantie (met een staartje)

Hebben jullie dat ook? Dat je, je koffers gepakt, de deur achter je dichttrekt en op weg naar het vliegveld zeker weet dat je iets bent vergeten. Je piekert je suf maar je kunt niets bedenken. En eenmaal op de plaats van bestemming ontdek je een kleinigheidje dat ontbreekt, iets waar je makkelijk buiten kunt of wat je in elke badplaats kunt bijkopen.

Het is de derde dag van de vakantie en Julia zit aan de rand van het zwembad. Zo sterk als nu heeft ze dat gevoel nog nooit gehad. Het gevoel dat er iets niet in orde is, dat ze iets belangrijks is vergeten. Maar tot nu toe heeft ze nog niet ontdekt wat het is. Ze schudt haar lange blonde haar naar achter en laat zich langzaam in het weldadig warme water zakken. Hier was ze nu echt aan toe. Drie weken zon en rust en helemaal niets doen, nergens voor hoeven zorgen, nergens aan te denken. Behalve dan dat knagende gevoel op de achtergrond van haar gedachten.

Natuurlijk deed die droom vannacht haar ook geen goed. Ze droomde dat ze een laatste ronde door het huis maakte. Op de kinderkamer – een pijnscheut trekt door haar heen – had ze niets meer te zoeken. Toch deed ze de deur open. Maar toen ze die weer wilde sluiten, voelde ze weerstand. Ze trok harder en hoorde een vreemd piepje. Toen ze omlaag keek zag ze Minous, haar kat, die klem zat tussen de deur. En dat was vreemd want toen, daar, in dat huis, in haar vorige leven, had ze Minous nog niet. Minous glipte naar binnen en ze sloot de deur. Toen werd ze wakker.

Nu, drijvend in het warme water, laat ze de droom en de gevoelens die daarmee werden opgewekt door haar hoofd spelen. De kamer, het huis. Hoewel het allemaal zo kort geleden is heeft ze het gevoel dat ze al een half leven verder is. Maar het verdriet is nog vers. Eerst haar miskraam, en het bericht dat ze nooit kinderen zou kunnen krijgen. En nog geen twee maanden later het vertrek van Peter die een kinderloos bestaan blijkbaar niet aankon en er vandoor ging met haar beste – en vruchtbare – vriendin. Gescheiden met een peuter van twee was zij blijkbaar een aantrekkelijker toekomstbeeld dan een kinderloze Julia.

Er brak een hectische tijd aan: de scheiding, haar verhuizing naar een andere stad, een nieuwe baan. En Minous, die haar avonden vulde met haar warme en liefdevolle aanwezigheid. Een scheut van heimwee trekt door haar heen: heimwee naar haar kat. Hoe kreeg ze dat nou voor elkaar? Zou Minous haar ook missen? Ze betwijfelt het. De buurvrouw had bezworen goed voor haar te zorgen. Ze kon zelf naar binnen door het kattenluik en buurvrouw zou twee keer per dag langskomen om vers voer neer te zetten.

Een warme, lome vakantiedag liep weer ten einde. Julia hees zich uit het zwembad om te gaan douchen en zich om te kleden voor het avondbuffet. Ze besloot niet meer te piekeren, maar te genieten.

……………………….

Heel vervelend dat ik Julia’s telefoonnummer niet ken. Ik heb de kat nu al drie dagen niet gezien, en ik weet hoe dol Julia op het stomme dier is. Maar misschien is het maar goed ook dat ik haar niet kan bellen, ik zou haar maar nodeloos ongerust maken. En bovendien, het kattenvoer is wel steeds op, tenminste, na de eerste dag. Waarschijnlijk is die kat eenkennig. Ik zal maar weer een nieuwe portie neerzetten en er het beste van hopen.

………………………

De grijze kat in de tuin duikt dieper weg in de struiken als hij het licht in de keuken ziet aanfloepen. Hij weet dat ‘licht’ ook ‘eten’ betekent. Maar toch heeft het een dag geduurd voordat hij naar binnen durfde. Meestal wordt hij door die rode huiskater weggejaagd. Maar soms is de honger te sterk, en loopt hij toch het luikje binnen. En de laatste dagen heeft hij geluk en kan hij zijn buikje helemaal rond eten zonder gestoord te worden. Zelfs twee keer per dag. Wel wacht hij af tot het licht weer uit is, want met mensen heeft hij slechte ervaringen.

…………………..

Ik vind het toch vreemd. Ik zorg nu al vijftien dagen voor een kat die ik nog nooit gezien heb. Ik heb hem ook al een keertje geroepen. Ik dacht heel in de verte een soort gedempt geluid te horen maar toen ik nog een keer riep hoorde ik niets meer dus ik zal het me wel verbeeld hebben. Wel vervelend trouwens dat het zo begint te stinken in huis. Die lucht is vooral sterk in de gang, vlak achter de voordeur. Eenmaal de deur door naar de woonkamer en de keuken ruik je het nauwelijks. Ik dacht eerst dat er iets in de koelkast lag te rotten, maar daar komt die geur dus niet vandaan. Ik durf ook niet naar boven te lopen. Zo goed ken ik Julia niet, dat ik zomaar haar huis door loop. En ze zou eens denken dat ik aan het spioneren was als ze merkt dat ik boven ben geweest. Nee, ze moet maar goed luchten als ze thuis komt over een klein weekje. Misschien is er iets mis met de riolering. Hoe dan ook, ik zal blij zijn als ik van dit ‘onzichtbare katten voeren’ af ben. Ik moet toch al niets van die beesten hebben.

………………….

De laatste dag. Julia kijkt om zich heen. Naar de zee, helderblauw in het vroege morgenlicht. De rijen strandstoelen bij het nu nog lege zwembad. En ze is blij dat ze weer naar huis kan. Toegegeven, de rust en de warmte waren een verademing. Maar het gedwongen de hele dag leuk en vrolijk zijn begint haar op te breken. Ze verlangt naar een avondje voor de tv hangen. Minous op schoot, wijntje erbij en de gordijnen dicht. Straks zal ze in de bij het resort horende souvenirwinkel iets leuks voor haar buurvrouw kopen. Dat goede mens heeft toch maar drie weken voor een kat gezorgd, terwijl ze van te voren had gezegd helemaal niets met katten te hebben. Maar Minous zal haar wel voor zich gewonnen hebben. Minous, met zijn zijdezachte vacht, zijn stralende groene ogen en zijn onweerstaanbare gespin. Julia kan haast niet wachten tot ze hem weer in haar armen kan sluiten. ‘Nooit weer, Minous! Ik ga nooit meer zonder jou op vakantie. Dan maar lekker in een huisje op de Wadden, waar katten ook welkom zijn.’

Het vliegtuig is zowaar op tijd vertrokken en zonder vertraging komt Julia aan in Nederland. Natuurlijk staat niemand haar op te wachten. Nadat ze haar koffers in ontvangst heeft genomen haast ze zich naar de parkeerplaats. Gelukkig heeft ze de letter en het nummer genoteerd, want alles van vóór de vakantie is ze vergeten. Zo frummelt ze onwennig met de contactsleutel voordat ze in het halfdonker de auto kan starten.

Het is al laat als ze thuiskomt. Bij de buren is het licht al uit. Als ze de deur van het slot draait wordt ze haast misselijk van de weeë, zware lucht die haar tegemoet komt. Wat is hier in vredesnaam gebeurd? Snel doet ze de toiletdeur open maar de lucht komt niet uit het riool. In de kamer is de lucht bijna niet aanwezig, hoewel het een soort lucht is die plakkerig in je neus blijft hangen. Ook in de keuken is niets te ruiken dus er is niets bedorven in de koelkast. Ze heeft het licht nog niet aangeknipt, maar hoort een beweging bij het kattenluik. ‘Minous?’ roept ze verheugd, maar het luikje klapt dicht en als ze het licht aandoet is de keuken leeg. Wel zijn de kattenbakjes schoon leeggelikt, dus Minous moet in de buurt zijn. Maar als ze de keukendeur opendoet en hem nog een keer roept hoort ze niets. Behalve een geritsel ver in de tuin, alsof een kat haastig over de schutting schiet.

Teleurstelling knijpt haar keel dicht. Het zal toch niet zo zijn dat Minous beledigd is? Of nog erger, dat hij in die drie weken volkomen verwilderd is en van haar vervreemd. Julia besluit de boel even de boel te laten, en schenkt een glas wijn voor zichzelf in. Daarmee gaat ze aan de keukentafel zitten waar de post hoog ligt opgestapeld. Nou ja, post, en hoog. Een stapel kranten en advertentieblaadjes, een paar afschriften van de bank en een trouwkaartje van een vage vriendin. De trouwdatum is inmiddels verstreken. Morgen maar een felicitatie sturen.

Julia gaapt. Het is een lange dag geweest. Hoogste tijd haar bed eens op te zoeken. Uitpakken doet ze morgen wel. Als ze de gang weer inloopt slaat de stank haar op de keel. Boven lijkt het nog erger. Sterker nog, de lucht lijkt zijn oorsprong te vinden in haar slaapkamer. Ze doet eerst de ramen open en kijkt dan om zich heen. Misschien ligt er een dode muis, of een dode vogel. Hoewel ze niet snapt hoe die daar zou komen, want Minous kan nooit boven komen.

Minous! Opeens schiet haar weer de droom die ze een van de eerste vakantiedagen had te binnen. En nog iets. Een herinnering van vlak vóór de vakantie. Ze liep nog snel even naar boven om een extra zonnetopje uit haar klerenkast te pakken. Toen ze de kastdeur weer dicht deed, leek het alsof er iets snel en zacht langs haar benen streek. Ze had er toen niet op gelet, ze had te veel haast.

Met lood in de schoenen loopt ze langzaam naar de kast. Als ze de deur open doet wolkt een enorme zwerm zwartblauwe vliegen naar buiten. De lucht die uit de kast komt is niet te harden. Daar ligt Minous, op de onderste plank. Zijn ogen staren haar nietsziend aan. Zijn bek is open in een laatste kreet.

Even lijkt het alsof hij nog ademt. Dan ziet ze de enorme maden die over hem heen kruipen en begint ze te gillen.

Mar 06

de dag van de geopende akker

Het leven van onze voorouders speelde zich niet af in een rechte lijn zoals dat van ons, gemarkeerd door het wegtikken van de seconden en lopend van maand naar maand. Het leven vroeger speelde zich af in een cirkel, van donker naar licht en van licht naar donker. Het jaar was een cyclus, waarbinnen de dagen een kleine cirkel vormden. Daarbuiten was de grote cirkel van het leven, van geboorte naar dood.

Alles stond in het teken van die cyclus. En om de voortgang op de cirkel te markeren waren er herkenningspunten. De zonsopkomst en de zonsondergang markeerden de dag, de jaarlijks terugkerende feesten markeerden het jaar. Continue reading

Feb 22

resten van beschaving

Het was met pijn in het hart alsmede gemengde gevoelens dat ik de afgelopen week mijn vk-blog onttakelde; de blogs en de foto’s één voor één verwijderde, mijn widgets opruimde, mijn groepen en favorieten wegklikte en een kale onttakelde ruimte overhield. Dankzij het knutselwerk van de een (Knutselsmurf) en het engelengeduld van de ander (Glaswerk) stond mijn hele archief geparkeerd op mijn eigen nieuwe webstek: www.ivy-home.nl.

Pijn in het hart, omdat ik via het blog veel leuke mensen heb leren kennen. Lief en leed heb kunnen delen, heb kunnen lachen en huilen om jullie blogs. Gemengde gevoelens omdat, met name de laatste tijd, blijkt dat het niet allemaal pais en vree is onder de bloggers. Hoe meer er verdwijnen, hoe minder het is wat er overblijft. De laatste resten beschaving lijken weg te sijpelen in de zompige ondergrond. Het is net als met een diepe heldere waterplas. Naarmate  het water verdwijnt blijft er een laag droesem over waarin het niet meer goed toeven is.

Want de beschaving is dun. Zodra een blogger even niet meer naar zijn eigen blog kijkt denkt een ander dat hij de content mag stelen en er voor eigen genoegdoening een burlesque draai aan mag geven. Anderen menen nog even hun gram te kunnen halen en andere bloggers, al dan niet reeds voorgoed verdwenen, virtueel van katoen te geven. Het maakt de beslissing in elk geval minder pijnlijk, de beslissing om niet door te gaan op het vk-blog.

Een groot voordeel van een eigen stek is dat je toestemming moet geven als iemand de eerste keer op de deur klopt. Je moet hem of haar daadwerkelijk binnenlaten om een reactie te kunnen plaatsen. Zodoende kan ik onaangename bezoekers beslist doch vriendelijk de deur wijzen. Nee meneer, gegroet mevrouw, u zal ik met plezier als kiespijn missen.

Voor alle anderen: ik heet jullie na 1 maart van harte welkom op mijn nieuwe stek. We bloggen door, elk op eigen wijze. En misschien eindelijk eens met een dosis beschaving waarbij bloggers elkaar in hun waarde laten en afstappen van het ongezonde groepsdenken gepaard aan complottheorieën.

De resten van de beschaving uit mijn titel duiden overigens op een Nijmeegs akkefietje. Enkele weken geleden stuitten bouwvakkers tijdens hun graafwerk onverwacht op een stadstoren. De toren, met nog een stuk muur er aan, lag op een plek waar niemand een stadsmuur had verwacht. Plots bleek dat ook Nijmegen in de middeleeuwen was voorzien van een dubbele stadswal. Er zijn er maar enkele van bekend in Europa; in Nederland alleen in Deventer. Je zou verwachten dat de zelfbenoemde oudste stad van Nederland de handjes dichtkneep bij dit buitenkansje om een stukje historie te bewaren. Niets bleek echter minder waar. Er moest en zou een parkeergarage komen onder het plein. De muur stond in de weg. In eerste instantie zou de put gewoon weer dichtgegooid worden. Gelukkig morden de burgers en is het gemeente bestuur met tegenzin overstag gegaan. De toren is nu (zeer onoordeelkundig, maar we durven niet te klagen) in stukken gezaagd, uit de bouwput getild en veilig opgeslagen. Na afloop van de werkzaamheden zal hij weer zichtbaar teruggeplaatst, ongeveer op de plek waar hij vandaan komt. De historische waarde is dan natuurlijk nul komma niets. Maar toch. Er staat iets. Iets wat herinnert aan een oude beschaving. Al is het maar een klein restje.

In tegenstelling tot wat jullie normaal van mij gewend zijn, is dit geen eigen foto. Toen ik zondag ging kijken waren de resten met plastic afgedekt. Vannacht is alles weggehaald. Dus vandaar een foto die ik uit de Gelderlander heb geleend.

 Ivy

Feb 13

klein voorjaar

Natuurlijk heb ik die fotocursus in de herfst niet voor niets gevolgd. Alleen had ik er tot nu toe niets meer mee gedaan. Wat had ik ooit gezworen, toen ik met mijn nieuwe camera de winkeldeur uit liep? Nee, ik ga niet al die knopjes gebruiken (was binnen een week al achterhaald) en nee, ik ga nooit lenzen verwisselen. Dat heb ik lang weten vol te houden. Maar vanmiddag was het dan toch zo ver. Bij het werken in de tuin kwam ik overal groene sprietjes en kleine knopjes tegen. Die vroegen natuurlijk om een macro. Dus vroeg ik Glaswerk heel besmuikt of ik zijn lensje mocht lenen. Ik heb de daad niet zelf verricht, tenslotte is hij de expert en vind ik het nog steeds een eng gezicht, zo’n ‘onthoofde’ camera. Maar toen de lens er stevig op zat ben ik de tuin weer ingegaan. Met het onderstaande resultaat.

Ivy

Jan 31

andere wereld

Hallo wereld. Eigenlijk wel een mooie binnenkomer, de titel van het eerste blog dat je krijgt op wordpress. Maar ik was al in de wereld.

Ik was in mijn wereld. Ik voelde me er thuis, ik kende de weg en ik wist wie er woonde. Maar niets is voor eeuwig en elke wereld moet een keer vergaan. Dus ging ik op zoek naar een nieuwe wereld. En daar ben ik nu. Hallo.

Voorzichtig steek ik mijn voelhoorn uit. Deze wereld is nog woest en ledig. Jong en wankel sta ik op mijn veulenbenen en kijk om me heen. In de verte gloort een eerste zonnestraal tussen de nog kale bomen door. Aarzelend zoek mijn weg over de ongebaande paden, in de hoop iemand tegen te komen.

Het zal wel wennen, deze nieuwe wereld. Maar voorlopig voel ik mij als de eenhoorn. Ongezien, vluchtig.

Is daar iemand?

Ivy

En hier ben ik voortaan te vinden: http://ivy-home.nl/

Jan 16

het water staat ons nog niet aan de lippen ..

… maar het klotst wel op akelige wijze tegen de kademuren op.
 



De ombudsman verwijt ons, bloggers, dat we zelf de oorzaak zijn van de teloorgang van het VK-blog. We zouden te weinig aan burgerjournalistiek doen.
 
Ik durf de zaak rustig om te draaien, en verwijt de Volkskrant te weinig oog te hebben voor wat er onder de burgerjournalisten leeft. Ik vraag me soms af of ze überhaupt ooit wel eens een blog lezen.
 
Ik kan me diverse blogs herinneren over zaken die nooit de papieren krant hebben gehaald. Anderzijds kan ik me ook diverse bijdragen herinneren die – na op het blog te hebben gestaan – de opiniepagina of ingezonden brievenpagina hebben bereikt. Dankzij het feit dat de blogger zelf zo slim was om de bijdrage in te sturen. Het stuk bleek dus wel degelijk journalistieke waarde te hebben.
 
Maar ik kan me helaas niet aan de indruk onttrekken dat met het aantreden van huisgenoot P. de hoofdredactionele blik zich heeft verengd tot de Randstad en aanpalende gebieden. Alsof er, tussen het ontbijt, het bakfietsen met de kinderen naar school over de Grachtengordel en overige huiselijke beslommeringen door, geen tijd meer overblijft voor een contemplatie over de Echte Belangrijke Zaken in het leven.
 
En dan heb ik het niet alleen over het recente hoogwater in de provincies. Ja, één artikel verscheen er in de papieren VK, toen er een dode te betreuren was (sensatie!). Maar wat een gemiste kans om, zeker nu er in het Magazine een artikel staat over de binnenvaart, niet diezelfde schipper te vragen hoe het er nu voor staat. Hoe de binnenschipper, die altijd al moet schipperen, tegen deze sterke stroming op kan varen. Niet alleen kost het hem vele malen meer aan brandstof maar ook de vaartijd wordt onrendabel lang. Waarom lezen we daar niet over, hoe hij het hoofd boven water houdt?
 
En waar zijn de fraaie beelden van ondergelopen uiterwaarden en door het water geïsoleerde boerderijen gebleven? Of is de vaste fotograaf Marcel van den Berg ook al wegbezuinigd?
 
Nog erger vind ik de gemiste kans bij de zaak ‘Wilders vs. Nijmeegs schoolhoofd’.  Hoe bestaat het, dat de (voorheen?) linkse Volkskrant deze bal voor open doel laat liggen? Eindelijk laat Wilders zien dat hij echt definitief het spoor bijster is. In de Gelderlander van zaterdag 15 januari vragen journalisten en columnisten zich openlijk af, pagina’s lang, of hij nu echt zelf knettergek is geworden. Maar geen woord in de Volkskrant.
 
Zijn ze bang geworden? Durft de Volkskrant niets meer ten nadele van de PVV te zeggen uit angst voor represailles? Des te meer reden om het VK-blog wél in stand te houden. Bloggers durven zich nog uit te spreken.
 
Nee, aan burgerjournalistiek ontbreekt het absoluut niet op het VK-blog. Wel aan de durf van de gevestigde journalisten om de alhier genoemde onderwerpen over te nemen.
 
Ik heb mij vanmiddag dan ook maar weer ijverig gekweten van mijn burgerjournalistieke taak, met een fotoserie langs de alweer gestegen Waal. Want, meneer de ombudsman, ook foto’s hebben journalistieke waarde. Zelfs als het onderwerp niet in de Randstad ligt.








Vreemd gezicht, zo’n schip op ooghoogte. Er wordt vooral stroomafwaarts gevaren. En snel!







Een vrij nutteloze rotonde.






Het water was minder gestegen dan ik had gehoopt. Maar de eigenaar van deze fiets zal nog even moeten wachten voor hij zijn trouwe stalen ros weer kan gebruiken.


Ivy



Jan 15

hoogwater en onbekende plekjes

De afgelopen week reed ik tweemaal via de A50 over de Waal en zag de enorme watervlakte. Vanmiddag bekeek ik hem van dichtbij. Bekende plekjes zien er heel anders uit met het wassende water. En het staat nog niet eens op zijn hoogst, voor morgen wordt een nieuwe golf verwacht. Toch vind ik het al spectaculair genoeg. Vanaf de spoorbrug volgde ik de Waalkade en waar die niet meer toegankelijk was, vond ik nieuwe onbekende plekjes in mijn eigen stad.


Ik eindigde in de Ooijpolder. Mijn vaste fotoplek stond al bijna onder water.





Het water stroomt over de Waalkade.







Waterfiets?






Omdat ik niet verder kon over de kade liep ik door de Steenstraat, met zijn 16e eeuwse huizen. Daar was ik nog nooit geweest….







Een toepasselijk mozaïek. Jammer dat mensen daar zomaar hun auto voor mogen zetten.







Een straatje dat in Zuid-Frankrijk zou kunnen liggen.




De toegangsweg naar de Ooijpolder voert nu naar het water.












Het enige wat ik me afvraag is: waar zijn de konikpaarden en de schotse hooglanders gebleven?


Ivy

Jan 13

een gewone dag: een ondraaglijke vertelling

‘Een gewone dag’ uit Beppe Maaike’s Ondraaglijke Vertellingen, ill. B.Jansma,

Ze werd wakker op een regenachtige druilerige ochtend en voelde dat ze helemaal nergens zin in had. Niet in poetsen. Niet in schrijven. Niet eens in lezen en al helemaal niet om in zingen en juichen uit te barsten.

Ze draaide zich nog eens om, maar kon haar draai niet meer echt vinden. Zuchtend en steunend stond ze op. Fraai was dat, ze kon geeneens meer zonder te kraken van haar bed opstaan.

Somber keek ze door de beslagen en ook wel enigszins vervuilde ramen naar buiten. Altijd datzelfde saaie uitzicht. Ze had er helemaal schoon genoeg van. Daar, op dat balkon schuin linksboven hing alweer dezelfde was. Het balkon eronder bevatte de eeuwige bak geraniums. Het huis ernaast: de poezen op de vensterbank. Ze snapte niet dat ze daar vroeger met veel plezier naar gekeken had. Ze verveelden haar nu mateloos.

Strompelend op moede voeten liep ze naar haar voordeur om de krant van de mat te rapen. Gewoontegetrouw deed ze even de deur open om een blik op de straat te werpen. Op hetzelfde moment deed ook de overbuurman zijn deur open en riep weer dezelfde grap als altijd. Voorspelbare saaiheid alom. De schrijver in het huis ernaast zat met zijn pen in de hand voor zich uit te staren. Zoals gewoonlijk.

Met een klap gooide ze de deur dicht en strompelde terug naar de keuken. Afwezig schepte ze wat koffie in het apparaat en vulde klotsend het plastic reservoir. Een straaltje water liep er langs.  Gebarsten, ook dat nog. Als niemand maar dacht dat ze er met dit weer op uit ging om een nieuw koffiezetapparaat te kopen. Daar had ze echt geen zin in. Ze had trouwens helemaal geen zin om nieuwe dingen te kopen, alles was toch bijna afgelopen, het was allemaal nergens meer voor nodig.

De koffie begon te pruttelen en ze zette zich aan de keukentafel met de krant. Ook het nieuws kon haar niet bekoren. ‘Hoezo, nieuws? Elke dag hetzelfde’. Toen viel haar blik op de datum en begreep ze opeens waar haar sombere stemming vandaan kwam: de tijd begon te dringen.

De oude stoof kwam nu mooi van pas, precies wat ze nodig had. Ze draaide de keukenstoel een beetje bij en hield haar aansteker bij het oude droge hout van de stoof. Met haar kop koffie in de hand proostte ze met haar onzichtbare buren: ‘op de vernieuwing’.

Toen zette ze gedecideerd haar voeten op de stoof.

Geinspireerd door Barbara en een blogje uit mijn archief.

Ivy

Jan 09

willen alle kikkers even in de kruiwagen blijven, ja?



En ziet, uit de as verscheen een nieuwe feniks, nog mooier dan de vorige, die jubelend opsteeg naar de zon.

Weten jullie nog, de eerste keer dat de wereld verging? Ik was twaalf en het was de laatste dag op de basisschool. Jarenlang hadden we lief en leed gedeeld als groep. We vierden elkaars verjaardag. We gingen samen op schoolreis en op kamp. We zaten in de zaal als één van ons op toneel stond. We kenden elkaar, van haver tot gort. En we vielen elkaar in de armen en beloofden eeuwige trouw.

Toen brak de zomervakantie aan. En na de vakantie was er een nieuwe klas, onwennig nog eerst. Sommigen kenden elkaar. We tastten af. En binnen minder dan geen tijd waren we een groep. We vierden elkaars verjaardag. We wisten wie de grapjas was en wie de pestkop. We stonden op toneel als de anderen in de zaal zaten. We gingen samen naar de kroeg en op kamp. Maar toen brak de dag van het diploma aan.

En weer verging de wereld. We vielen elkaar in de armen en beloofden elkaar eeuwige trouw. En zwierven uit over de wereld en vonden nieuwe groepen. En zo ging het maar door en verging telkens weer de wereld en ontstond er een nieuwe samenhang.

Zo zal het ook gaan met bloggen. Het vk-blog houdt op te bestaan, maar dat is niet het einde van de wereld en zeker niet het einde van ons als bloggers. We blijven schrijven en foto’s plaatsen en als we ons best doen, blijven we elkaar eeuwig trouw.

Maar spring dan niet als kikkers alle kanten op.

Denk na wat je wilt. Er zijn overal blogplatforms, schrijven kan altijd. Laten we zoeken naar een gezamenlijk podium waar we elkaar kunnen blijven vinden.

Er zijn initiatieven genoeg, maar het ontbreekt nu even aan een decaan die ons kan wijzen waar we het beste op onze plaats zullen zijn.

Het podium is er al, bijvoorbeeld op Ekudos de groep VK-bloggers comunity. Waar je ook blogt, je kunt je blogje aanmelden op een voorpagina en zichtbaar zijn voor elkaar. Initiatieven zijn er ook om het vk-blog door te starten, maar dat zal geld kosten. Belangrijk is hoe het archief behouden kan blijven. Kunnen wij onze oude blogs nog bereiken?

Ik wil proberen een enquête in elkaar te zetten om het animo te peilen. Wie wil wat en tegen welke kosten?

Maar voorlopig rijdt onze kruiwagen nog gewoon door, richting 1 maart, dus kikkers blijf nog even zitten, tot alle neuzen één kant op staan.

Ivy