Mar 05

Een oude bekende (deel 1)

Het begon eigenlijk al een beetje te schemeren. Die dingen kunnen gebeuren als het herfst wordt. Maar Nox voelde dat zij nog iets moest doen voordat zij opgehokt werd. In een stoutmoedige opwelling hopte zij over de afrastering naar de Buren. Heel erg stilletjes, om haar zusjes niet zenuwachtig te maken, liep zij naar de zandbak toe van Het Kind van de Buren. Tot haar grote schrik zag zij dat precies in het midden van die zandbak een Groot Schitterend Oog naar haar keek. En Nox keek terug. En verdween uit de tuin van de Buren.

Enigszins verdwaasd keek Nox om haarzelve heen. Waar ben ik, vroeg zij zich af. Ineens, alsof zij door een bliksemflits getroffen werd, herkende zij de plek. Dit was het Duistere Bos, de knoestige boomstronken in de aarde, de grauwpaarse lucht, de plek dus waar zij maanden geleden Het Zwijgende Hert ontmoet had. En dankzij het Hert ontsnapt was aan het Verleden.

Maar er was iets vreemds aan de hand. Want nu was er niet alleen het Zwijgende Hert, Nox kon duidelijk zien dat er in de bosjes nog iemand anders was. Zenuwachtig fladderde zij een klein beetje in de richting van het groezelige struikgewas. Want een kip is natuurlijk altijd voorzichtig, maar ook toch wel erg nieuwsgierig. En plotseling herkende zij de gedaante in het donkere bos. Het was het Edelhert Fournituur! Vol blijdschap rende zij al pokkend naar hem toe. Fournituur, het fijne Edelhert waar zij in het verleden zulke leuke en diepzinnige gesprekken mee had gevoerd. En die ineens op raadselachtige wijze was verdwenen.

Het Edelhert Fournituur herkende Nox natuurlijk onmiddellijk. Nox vroeg: ‘waarom was u (ja, lieve lezertjes, dat is nu eenmaal het standverschil tussen een kip en een Edelhert) ineens verdwenen terwijl het die avond zo gezellig was?’ Het Edelhert keek haar een beetje schuchter en schaapachtig aan. En antwoordde toen: ‘Beste Nox, een kip zal dat wellicht moeilijk kunnen begrijpen, maar een Edelhert dient eenmaal in zijn leven iets Heel Bijzonders te doen. In mijn roedel heeft nog nooit een Edelhert een Absolute Verdwijning gedaan. Dus voelde ik mij die avond geroepen om dat te gaan doen. Zoals mijn vader altijd zei: ‘volg je gewei, Fournituur, volg je gewei, en je komt waar je moet zijn’. En dat heb ik die nacht dus gedaan. Ik was namelijk helemaal geobsedeerd door jouw spannende verhaal over de quantum mechanica en de mogelijkheid om door energieheuvels heen te kunnen tunnelen. Ik ben toen diep in de nacht naar de Waadplaats gelopen waar ’s nachts Het Oog in het licht van de maan zichtbaar wordt. Ik heb in dat Oog gekeken. En toen kwam ik hier terecht. Bij het vriendelijke Hert. Ze is alleen een beetje stilletjes. Ze zegt eigenlijk helemaal niks Ze zwijgt. Ik verlang daarom erg terug naar mijn goede en heerlijk praatzieke vrienden Prefectuur, Accuzuur en Miniatuur.’

‘Urrhúú, urrhúú, urhúú’, het trotse Edelhert barstte in een panisch huilen uit. Wat was hij al die tijd ongelofelijk eenzaam geweest. Want Edelherten houden nu eenmaal van praten. Heel erg veel praten. En dat deed het Zwijgende Hert nu juist niet. Nox begon te denken met haar eenvoudige hers. Zij vroeg zich af wat háár vader haar ooit had verteld, toen zij nog in de Eerste Woon was. Plotseling herinnerde zij zich het. Haar vader, tenminste áls het haar vader was, want er liepen wel meer Hanen rond in de Woon, zei ooit: ‘als je op een gegeven moment niet weet waar je bent, vraag dan aan een wijs iemand waar je heen moet gaan’. 

Dit verhaal wordt vervolgd…

Mar 04

Het Zwijgende Hert (deel 2)

Hijgend zakte ze tussen de bomen in elkaar. De man was haar niet gevolgd. Vermoeid hopte Nox tussen de bomen tot ze weer aankwam op de plek waar het Hert stond. Het Hert zweeg nog steeds, maar keek Nox nu belangstellend aan en schudde plechtig met zijn wijze kop terwijl hij naar de plek keek waar Nox vandaan kwam. Vervolgens begon het Hert behoedzaam tussen de bomen door te lopen terwijl hij af en toe omkeek of Nox wel volgde. Dat deed Nox dus maar. Bij de rand van het bos gekomen bleef het Zwijgende Hert staan en keek Nox vriendelijk aan, terwijl hij langzaam zijn kop op en neer knikte en met zijn neus in de richting wees waar Nox die ochtend vandaan was gekomen.

Nox keek het Hert dankbaar aan. Spreken deed ook zij niet, onder de indruk als zij was van haar avontuur. Toen draaide het Hert zich om en was plotseling tussen de bomen verdwenen. Geen geluid had hij gemaakt, nog niet eens het kraken van een takje.

De lucht boven de groene heuvels leek weer lichter te worden, de onweersbui was weggetrokken. Nox keek nog eens in de richting van de groene heuvels waar ze nu weer tussendoor moest lopen en het eerste wat haar opviel was het geblaat van de schapen. Ver soms, soms dichtbij. En het snerpen van de cirkelzaag. En het vliegtuig dat nog steeds op weg was naar Amerika vloog boven haar hoofd met een laag gebrom.

Nox zette het op een lopen en kwam weer bij het hek. Nu zag het er normaal uit. Achter het hek liep een asfaltweg en langs de weg stond de Rooie braaf te wachten. Nox dook in elkaar. Net op dat moment kwamen De Mensen er weer aan. Ze praatten honderduit over de magische ruïne die ze hadden bezocht, Maiden Castle, stammend uit de Oudheid. Nox verschanste zich weer op haar verstopplekje.

Zoals een dorstige vakantieganger in Engeland betaamt, gingen De Mensen natuurlijk een pint drinken in de eerste de beste pub. Nox lustte ook wel een slokje en hopte mee. Aan de bar zaten twee autochtone aardappelneusboeren. Zij praatten over de omgeving. Ze hadden het over de ruïne. En over een enchanted forest daar vlakbij. Over een tijdpoort die zich soms, met dreigend onweer, opende zodat een argeloze toerist zomaar tegenover iemand uit de Oudheid kon komen te staan. Gelukkig was dat al vele jaren geleden.

Zeiden de mannen.

Nox was blij toen ze weer terugkon naar haar eigen veilige achtertuin met Woon. Soms denkt ze nog terug aan het Zwijgende Hert dat haar zo goed de weg naar de buitenwereld heeft gewezen. Stel je voor dat ze nog steeds in het verleden in dat bosje moest rondhangen, met alle gevaren van dien.

Mar 04

Het Zwijgende Hert (deel 1)

Nox deed iets wat ze nog nooit had gedaan. Nox ging mee op vakantie naar Engeland. Ze had besloten dat de achtertuin met de Woon wel even zonder haar kon dus ze had zich verschanst tussen de bagage in de Rooie die klaar stond voor vertrek.

In Engeland zijn veel avonturen te beleven, daarvan was Nox overtuigd. Vandaar dat ze op een dag besloot mee te gaan toen Haar Mensen een tochtje gingen maken. Onopgemerkt had zij zich achterin genesteld en liet zich rijden.

De reis voerde langs wegen omzoomd met heggen, zoals in Engeland te doen gebruikelijk. Van enigerlei mate van uitzicht was geen sprake, behalve dan op plaatsen waar de weg regelrecht de hemel in leek te lopen. De weggetjes werden smaller, de heggen werden af en toe onderbroken door een hek. Bij een van die hekken stopte de Rooie en De Mensen stapten uit. Ook Nox maakte zich los uit haar verstopplekje en liep op een redelijke afstand achter Haar Mensen aan.

De heuvels waren groen en hier en daar liep een schaap. Af en toe klonk er geblaat dichtbij, soms ook wat verder weg. Heel in de verte hoorde Nox auto’s rijden. Een vliegtuig vloog hoog boven haar op weg naar het verre Amerika. Achter een van de heuvels klonk het geluid van een cirkelzaag waar een boer zijn houtjes voor de kachel kleinmaakte. Na een paar bochten en heuvels zag Nox een bosje liggen. Van De Mensen zag zij geen spoor dus ze besloot het bosje te gaan verkennen.

In de verte werd de lucht donker. Misschien kwam er een bui aan. Nox dacht dat het tussen de bomen wel eens droog zou kunnen blijven dus vrolijk liep ze het bosje in. Het was er stil, niets bewoog. Of toch? Er kraakte iets in de verte en Nox zag een schaduw op het pad. Het was een Hert. Het Hert Zweeg.

Nox zag dat het steeds donkerder werd: toen zij het bosje weer uit liep leek de lucht wel paars en het was doodstil. Geen geblaat van schapen meer. De cirkelzaag was gestopt. Het vliegtuig was niet meer te horen en ook de geluiden van de weg waren verdwenen. Nox werd toch wel een beetje bang en zette het op een rennen.Er lichtte een bliksemflits en de meteen daaropvolgende donder deed Nox bijna verbleken.

Ze rende door naar waar ze zeker wist dat de Rooie stond, maar bij het hek aangekomen was alles weg. Niet alleen de Rooie. Ook het asfalt was verdwenen. En het hek, dat een ijzeren slot had gehad bleek nu alleen uit hout te bestaan. Nox krabde zich eens achter de oorveertjes en dacht na. Voordat ze daarmee kon beginnen hoorde zij over het zandpad dat de weg nu was, een paard en wagen aankomen.

Op de bok zat een sjofele man, gekleed in bruine vodden. Het leken wel dierenvellen. Het paard was klein en voddig, de kar heel ouderwets. Ook hier was geen spijker of schroef te zien. De wielen waren massief. De lading bestond uit tonnen en zakken, nergens plastic of iets anders moderns. Toen de man Nox langs de weg zag staan hield hij zijn paard in en sprong van de bok. Voordat Nox in de gaten had wat er gebeurde was de man al bij haar en had haar bijna opgetild! Nox schrok enorm. Gelukkig is ze snel dus ze wurmde zich door het hek en rende fladderend terug naar het bosje.

Dit verhaal wordt vervolgd…

Mar 03

De zeven kunsten (deel 1)

Het was een mooie lentemorgen. De bloemen kwamen uit hun knop. In het struweel kwinkeleerden krauwielen en tureluurs. Toch lag Nox broeierig voor zich uit te kijken. Een paar dagen geleden had zij uitgebreid nagedacht over de Zin van het Bestaan. Nu zij daar achter was, was ze eigenlijk uitgedacht en dat beviel haar niet. Er moest toch zeker meer zijn in het leven om over na te denken. Een beetje ongearticuleerd dacht ze ‘ik wou dat de duiven me kwamen halen’.

Plots merkte Nox dat ze bekeken werd. Over de schutting keek een Vreemdeling gehuld in de zwarte mantel en met een hoed diep over zijn ogen getrokken. Nox schrok toen zij onder de rand van de hoed één enkel oog zag schitteren. ‘Waarom kijk je zo somber’, vroeg de vreemdeling. Nox antwoordde: ‘omdat ik veel wil leren maar niet weet hoe’. De vreemdeling begon vreemd te lachen en zei: ‘dan ben ik precies aan het goede adres. Ik kan je alles leren wat je maar wilt weten, want ik ben een Meester in de Kunsten.’ Met een zwierige sprong landde hij in de tuin, maakte een diepe buiging voor Nox waarbij hij zijn hoed afnam en sprak: ‘Moenen, om je te dienen. Meester in alle kunsten, wit, grijs en zwart. Als je de prijs wilt betalen onderwijs ik jou’. Dat klonk Nox als muziek in de oren. Van prijzen wist zij niets maar wel wist zij dat eieren prijzig zijn dus misschien zou een ei als prijs kunnen dienen? Maar nee, Moenen had iets anders op het oog. Vanonder zijn mantel haalde hij een stuk perkament te voorschijn dat Nox moest tekenen. Volgens dat perkament zou zij haar ziel aan Moenen geven. ‘Vooruit dan maar’, dacht Nox, geheel in het duister tastend over de betekenis van ziel.

Moenen haalde een scherp mesje te voorschijn en gaf Nox een sneetje in haar poot. Dat deed best pijn. Met haar eigen bloed moest zij het perkament tekenen. Nox begon een hanepoterige N te schrijven, en toen stokte ze. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Moenen. ‘Weet je je naam niet meer?’ ‘Eh, jawel’ antwoordde Nox beverig. ‘Dat is mijn naam. Ik heet eh.. Ennetje’. Gelukkig geloofde Moenen haar en nam haar onder zijn mantel mee.

Eerst leerde Nox mathematiek. De kunst van het rekenen en berekenen. Zij leerde hoe zij de omtrek en de inhoud van een bol kon berekenen en ze leerde alles over vierkanten en driehoeken en de stelling van Pythagoras. ‘Genoeg’, zei Moenen, ‘we gaan door met de bouwkunst’. En hij nam Nox mee naar een plek waar een kathedraal werd gebouwd. Hier leerde Nox over de volmaakte boog, de Gulden Snede die weer alles met die stelling te maken had en over de perfecte verhoudingen van een gebouw. Daaruit bleek wel dat de Woon daar niet aan voldeed. Toen Nox’s kopje begon te duizelen van alle kennis besloot Moenen dat het volgende onderwerp aan de beurt was: rhetorica. Nox leerde spreken over van alles en nog wat, hele verhalen schudde ze uit haar vleugelveertjes. Moegepraat kreeg ze haar volgende les.

De schone kunsten waren aan de beurt. Nox kreeg een penseel in haar vleugel gedrukt maar daar kon ze niets mee. Uit de blote veer schilderde ze de prachtigste taferelen waarbij haar kennis van cirkels en andere vormen haar prima van pas kwam. Ze merkte dat ze ook in kleur hele verhalen kon schilderen. Nadat Moenen het geklodder een tijdje had aangekeken besloot hij dat het tijd werd voor de volgende kunst.

Mar 02

Fundamenten van het Existentialisme

Nee, lieve lezertjes, schrik niet. Fundamenten en Existentialisme zijn geen Vreemde of Enge dieren. Ook geen Fundamentalisten. Het is nou eenmaal altijd een mooi gebruik om in ieder Goed Boek een hoofdstuk te beginnen met een Heel Moeilijke Titel. Dat maakt de schrijver Gewichtig en Erudiet. In eenvoudige woorden komt het erop neer dat in dit verhaal Nox zich afvraagt wat zij nu werkelijk is: een kip, een ordinaire eierlegster of gewoon eigenlijk helemaal niks?

Het was hartje winter. Nox kon de slaap maar niet vatten. Het was veel te warm, ze maakte zich zorgen over de klimaatveranderingen. Het was pas eind februari en ze had al de eerste krokusjes tijdens het opbloeien horen knappen. En ze vond het ook erg vreemd dat de merels al begonnen waren met hun baltsgedrag, iets wat zij alleen kende van die brutale vogels tegen het einde van de maand maart.

Buiten het Leghok lag Nox maar te piekeren en peinzen. Ze was namelijk weer eens uitgeloot. Ze keek met haar kraaloogjes naar haar drie andere zusjes. Die sliepen als een roos, nietsvermoedend van wat er in de buitenwereld en in Nox gaande was. De kleine hers van Nox bleef maar malen en malen. Ze had immers in de garage, eigenlijk verboden terrein voor haar, maar ja, een kip gaat waar zij gaat, bij de stapel oud papier eens gelezen in vergeelde kranten over de Denkbeelden van Heel Grote Mensen, Beroemde Denkers zoals Freud, Engels en Marx. Ze had uit al die verhalen heel goed begrepen dat het Heel Belangrijk was om je dingen af te vragen waarom je hier op aarde bent en wat je daar te doen staat. Nox begon nog zwaarder te denken: ‘als ik leg, dan ben ik’ en daarna verzuchtte ze ‘dus als ik ben, dan ben ik een kip’.

Verschrikkelijk leek haar dat. Ze twijfelde aan haar eigen reden tot bestaan. Immers, wat doet een kip nou de hele dag? Wakker worden, hopend dat de Verzorgster of de Grote Kip het hok open kwam maken, nieuw Voer kwam brengen en, als je als kip een beetje geluk had, ook nog een kommetje vol Rijst onder de veranda. Als extra snoeperij. Daarna een beetje scharrelen, wat wormpjes proberen te vinden in het grasveld, soms lekker peppen als je een slakje gevonden had. En als het dwars zat een eitje leggen natuurlijk. Dat soort dingen dus. En zodra het gaat donkeren weer met je zusjes opgehokt worden. De Dag van een Kip dus. De gewoonste zaak van de wereld. Nox baalde stevig. En vroeg zich af: ‘ben ik niet meer dan dat?’.

Toen was het ochtend geworden, Contrillibus, Hermux-Tantamoq en Zelda waren inmiddels ook ontwaakt en daalden af naar het nog halfgevulde voerbakje. En plots wist Nox wat zij al die tijd met haar nachtelijke piekeren over haar gekuifde kop had gezien. ‘Ja, natuurlijk’, dacht ze, in een opwelling van begrip. ‘Ik ben inderdaad een eenvoudige kip. Maar ik heb wel drie zusjes die van mij houden. Waar ik mee samenleef. En ik hou van hen. En ik ben er voor om hen te leiden op al onze Avonturen. Dát is mijn reden voor het bestaan’. En geheel tegen haar gewoonte in viel ze in de loop van de ochtend vredig in een diepe slaap. Nox wist eindelijk wie zij was, waarom zij er was en wat zij nog allemaal zou kunnen doen. 

Feb 28

Dakmeneer (deel 2)

Al smerend en knedend klodderde Kluns het eens zo mooi blauwe dak van de Woon vol. De Grote Kip vroeg nog of het niet wat netter en met andere materialen kon. ‘Jawel’, zie Kluns, ‘maar dan moet ik siement gebruiken en dat gaat knappen in de zomer en dan heb je weer hetzelfde probleem’. Terwijl hij dit zei stond hij een beetje vreemd te wapperen met zijn handen alsof de Woon nu al op instorten stond. Nox geloofde hem echter niet, de Woon had namelijk nooit gewapperd, zelfs niet bij de ergste stormen.

Verder zei Kluns ook nog: ‘maar bedenk wel dat dit spul na een tijdje erg mooi opdroogt’. Na een ochtend knoeien en modderen was Kluns klaar. Hij vroeg zijn Materiaalkosten en Arbeidsloon aan de Grote Kip en die schrok enorm van de hoogte daarvan. Kluns verzekerde hem echter dat hij voor dat geld nog een paar keer terug zou komen om ook nog wat andere klusjes te doen rond het kippenhok. En natuurlijk om het dak van het kippenhok schoon te houden voor de bladeren die in de herfst erop zouden vallen. En dat klonk goed. De Grote Kip betaalde.

Dagen gingen voorbij. Het was de hele tijd droog weer geweest. Maar die nacht begon het werkelijk te hozen. Contrillibus, die deze keer uitgeloot was, voelde af en toe een druppel vallen. Blijkbaar was Kluns net zo goed als zijn naam al deed vermoeden.

De Grote Kip belde Kluns en die kwam al heel vroeg langs. Hij had nog steeds van die vieze werkkleren aan. Nox zag hem meteen en rook hem ook wel een beetje. Meteen begon Kluns te klodderen. Binnen een heel korte tijd was hij klaar. Hij verzekerde de Grote Kip dat het dak nu echt dicht zou trekken na een dagje. Nox hoorde hem nog zeggen: ‘dat komt wel goed’.

Maar het kwam niet goed. Het dak van de Woon bleef lekken. En Nox hoorde de Grote Kip op een ochtend zeggen tegen de Verzorgster dat ‘die bedrieger met de Noorderzon vertrokken was’. Nox wist meteen dat het hier om Kluns ging. Wat ze wel een beetje vreemd vond was die opmerking over de noorderzon; ze had namelijk nog nooit de zon in het noorden gezien. Maar kippen kunnen natuurlijk ook niet alles weten, zo relativeerde zij al snel.

Uiteindelijk heeft de Grote Kip maar een stevig stuk zeil over het dak van de Woon gespannen. Niet zo mooi als het blauwe dak eerst was natuurlijk, maar het bleef wel droog in het Nachthok. Nox legde uit dankbaarheid voor de Grote Kip een heel mooi ei. Contrillibus deed hetzelfde voor de Verzorgster. De twee andere zusjes hadden die dag geen aandrang en gelukkig maar. Want vier eitjes op een dag is ook wel een beetje veel van het goede. 

Feb 28

Dakmeneer (deel 1)

Het was al nacht en het regende dat het goot. Nox en haar zusjes sliepen als een roos. Zoals iedere avond hadden ze geloot wie er deze nacht buiten het legkastje moest slapen omdat ze allemaal zo gegroeid waren. Deze keer was Nox aan de beurt.

Midden in de nacht werd Nox wakker. Er tikte iemand heel zachtjes op haar hoofd. Althans, zo leek het. En toen tikte het nog een keer en nog een keer. Een beetje geschrokken keek zij omhoog, want dit was absoluut geen normale tijd dat de Verzorgster de eitjes kwam rapen. Terwijl ze naar het dak keek kreeg ze een vette druppel in haar kraaloogje. En toen nog een. Verstandig als Nox was besloot ze maar om aan de andere kant van het leghok te gaan liggen, immers vaak lossen de problemen zich in de nacht vanzelf op.

De volgende ochtend werd Nox totaal verkleumd vroeg wakker. Ze lag midden in een plas water. Haar zusjes waren gelukkig droog gebleven, die lagen nog rustig te slapen in het leghok. Nox hopte naar beneden naar het Onderhok en ging maar wat korreltjes pikken in de hoop dat de Grote Kip of de Verzorgster snel zou komen.

Gelukkig werd de Woon al vroeg geopend. Nox vroeg zich af hoe zij duidelijk kon maken dat er iets mis was met het dak van de Woon. Ze kreeg een ingeving en die was Heel Slim. Ze liep, nadat haar zusjes al naar de kom met Rijst waren gewaggeld, terug naar het nachthok en begon heel lang en luid te kakelen en te pokken. Zo leek het net alsof ze een ei had gelegd. De Verzorgster, die wel trek had in een vers eitje, kwam toegesneld. Ze opende de Achterdeur van de Woon en schrok. Ze riep naar de Grote Kip, die onder de veranda zat, dat het dak van het kippenhok lekte.

De Grote Kip had al snel iemand gevonden die het dak wel even zou maken. Kluns heette hij en had ongelooflijk smerige kleren aan. Hij was een Dakmeneer. Kluns ging voortvarend aan de slag. Op de plaats van de lekkage ging hij in de weer met vreemde grijze plakken materiaal. Hij vertelde dat het spul heel fijn maar ook duur materiaal was dat goed was tegen de preusheid. Nox raakte van deze opmerking een beetje geïrriteerd. ‘Wat preusheid’, zo dacht ze, ‘hoewel ik het nog nooit met een haan gedaan heb voel ik me zeker niet preuts’. Plots herinnerde ze zich een gesprek van een Andere Man op een ladder met De Buren. Die had het over poreusheid van dakpannen. Dan komen er allemaal kleine gaatjes in waardoor het gaat lekken. Nox begreep nu dat Kluns dat bedoelde.

Dit verhaal wordt vervolgd… 

Feb 27

Nachtzwarte Kat (deel 2)

‘Ik ben een Kat’ antwoordt de schaduw, en gaat zitten. Hierdoor lijkt hij prompt een stuk kleiner. Dan barst hij werkelijk in snikken uit en vraagt met een piepstemmetje: ‘Is hier iets te eten? Ik ben verdwaald, ik zwerf al dagen rond, ik ben mijn huis kwijt en ik heb zo’n hónger!’.

Nox wipt het laatste stukje van het trappetje af en komt naast de kat terecht. Eigenlijk is het maar een klein katje en het ziet er behoorlijk verwaarloosd en onschuldig uit. Nox wijst hem de weg naar het kippenvoer, maar als de kat zijn neus in het bakje steekt begint hij te proesten en te niesen. ‘Oh nee, dat kan ik niet eten!’.

Opeens weet Nox de oplossing. ‘Kom mee!’ roept ze uit en wringt zich door het openstaande deurtje. De kat, of eigenlijk het katje, volgt. Nox wijst de weg naar de veranda. Daar staan zoals gewoonlijk een bakje kattenvoer, een bakje melk en een restje rijst. De kat valt er dankbaar op aan en Nox wandelt weer terug naar de Woon. Ze wurmt zich tussen haar zusjes en valt in slaap.

De volgende morgen zijn Zelda, Contrillibus en Hermux-Tantamoq het eerste op. Nox wordt wakker omdat zij opgewonden van het ene pootje op het andere staan te hipsen bij de bovenkant van het kippentrapje. ‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Nox. ‘Het deurtje staat open’, piepen de andere kippen. Nox doet haar oogjes weer dicht en doet alsof ze slaapt, terwijl ze bromt ‘weet ik al, de Verzorgster was het gewoon vergeten’.

Plotseling komt de herinnering aan de vorige nacht weer boven. Hoe zou het zijn met de Nachtzwarte Kat? Nog vóór haar zusjes is ze buiten en rent naar de veranda. Daar ligt Poef Gijf op een stoel. En naast hem ligt een klein zwart harig bolletje. Gijf heeft zijn voorpoot beschermend om het bundeltje heen geslagen. Nox pikt Gijf in zijn staart en die geeft haar een knipoog. Dan likt hij het bundeltje dat zachtjes ‘mieuw’ zegt en begint te spinnen.

Het was dus echt. Er was echt een Nachtzwarte Kat die door Nox werd gered! Maar zoals dat gaat met Nachtzaken is het katje teruggebracht tot normale proporties die het daglicht kunnen velen.

Feb 27

Nachtzwarte Kat (deel 1)

Op een nacht wordt Nox wakker. Verbaasd kijkt ze om zich heen maar ze ziet geen veer voor ogen. Het is een donkere nacht. Om zich heen voelt ze de slapende lijfjes van haar zusjes. Het was dus geen Onraad wat haar wekte. Nox luistert scherp en probeert nogmaals om zich heen te kijken maar de nacht blijft stil en donker.

Net op het moment dat Nox haar kopje weer onder de veren wil steken hoort zij iets. Een geluid, beneden in de Woon. Er schraapt iets. Er snuift iets. En dan hoort zij het gepiep van een scharnier. Dit is niet normaal! ’s Nachts is het deurtje dicht en piepen er geen scharnieren.

Nox voelt haar pootjes trillen maar toch wint haar nieuwsgierigheid het van haar angst en schuifelt zij stilletjes naar de bovenkant van het kippentrapje. Daar staat ze stil en houdt haar adem in. Niets. Ze hopt een stukje naar beneden. Dan klinkt weer geluid, harder dit keer. Nox spant haar ogen in en ziet, lichter afgetekend tegen het donker een kier. Een spleet waar het deurtje zit. En in die spleet ziet zij een schaduw. Een nachtzwarte schaduw. Weer schraapt en piept het. De spleet wordt wijder en er tekent zich een Dier af. Nox slaakt onwillekeurig een kreetje, en de schaduw richt twee grote groene ogen op Nox. Uit het duister klinkt een stem: ‘Wie isss daar??’. Nox slikt en antwoordt: ‘Ikke’. ‘Wie issss ikke?’ klinkt het nu dreigend uit het donker. ‘Ehh ….. ikke …. ehh …. Kip’.

De schaduw neemt een sprong en zit binnen. ‘Kip? Isss dat lekker, isss dat sssmakelijk? Is dat kip zoals in Kip met Appelmoessss?’. Nox weet niets van appelmoes, maar kan zich niet voorstellen dat zij zelf smakelijk is. ‘Nou, nee’, is dus haar antwoord. ‘Ik ben een kip, jeweetwel, met veren, en eieren enzo’. Uit het donker klinkt een teleurgesteld gesis. En Nox meent zelfs een snikje te horen. Hierdoor gesterkt neemt zij een paar stapjes naar beneden en is nu op ooghoogte met het Nachtzwarte Dier. ‘En jij dan, wie ben jij?’ vraagt ze.

Dit verhaal wordt vervolgd…

Feb 26

Dubbele Nationaliteit

Nox vond op een dag, vlak voordat zij opgehokt zou worden, een Brief bij de oud papier stapel. Vreemd eigenlijk dat ze die de hele dag over het hoofd had gezien. Nieuwsgierig maakte zij de brief open en begon haastig te lezen. Haar hart sprong op, de brief was namelijk van haar vriend, het Edelhert Prefectuur. Hij vroeg Nox om iets Heel Bijzonders: of zij als Erelid in de Landelijke Raad van de Edelherten zitting zou willen nemen. Ze las dat zij hiervoor uitgenodigd was omdat zij zich zo kranig verweerd had tijdens ‘de Zaak Moskovuur’. Verheugd peppend fladderde zij naar de Woon. Ze hoopte dat de Verzorgster haar snel zou komen ophokken, want dan kon ze heerlijk over dit nieuwe Avontuur gaan dromen.

De volgende ochtend werd de Woon gelukkig al heel vroeg opengemaakt door de Grote Kip. Het was namelijk Zondag en dan is de Grote Kip er vlot bij. Ze taalde echter niet naar de kom met verse Rijst. Ze sloop direct naar de Buitenwereld door het gaatje in de schutting en ging op pad.

Eenmaal aangekomen in het Duistere Woud van Lunteren trof zij haar vriend Prefectuur. Die legde haar uit wat er aan de hand was. De Landelijke Raad Van Edelherten had besloten dat het de hoogste tijd werd dat er ook een paar Andere Dieren gingen meedenken over Hoe Het Moet in het Land. En Nox zou de Eerste zijn die als Ander Dier in de Raad zou komen. Wat een eer, haar hart zwol enorm.

Ze werd voorgesteld aan de Raadsleden. De Voorzitter heette Bestuur (wat is in een naam?), en verder waren er de leden Zuur, Prematuur, Apparatuur en Prefectuur natuurlijk. Verder was er nog iemand, een heel blond Edelhert, Coiffuur Wildvuur genaamd. Dat was erg vreemd voor Nox: Edelherten hebben namelijk normaal gesproken maar één naam. Wat nog vreemder was dat Coiffuur Wildvuur geen lid van de Raad was maar Oppositie moest voeren. Dat is zoiets als dat je de besluiten van de Raad moet aanvechten. Nox vond het allemaal maar ingewikkeld.

Bestuur nam het woord en stelde voor om Nox in de Raad op te nemen. Alle leden knikten instemmend, zelfs Zuur glimlachte er bij. Plotseling trad echter Coiffuur Wildvuur naar voren. En begon een heel lang en ingewikkeld betoog. Het klonk allemaal vreselijk populistisch. Nox begreep dat hij het absoluut niet eens was met het besluit van de Raad. Coiffuur Wildvuur moest namelijk helemaal niets van Andere Dieren hebben. Die hebben maar vreemde gewoontes en komen vaak uit gebieden waar geen Edelherten wonen. Dus hoe konden Andere Dieren nu meepraten over Grote Besluiten en het Belang van het Welzijn van het Edelhert vooropstellen?

Nox raakte van slag en begon zenuwachtig haar veren te poetsen. Volgens haar ging er iets heel fouts gebeuren. Gelukkig greep Bestuur onmiddellijk in. Hij sprak over de eerste Regel die ooit in een ver verleden door een aantal Zeer Wijze Edelherten was opgesteld. En dat de mening van Coiffuur Wildvuur absoluut in strijd was met die Eerste Regel. Bestuur keek Coiffuur Wildvuur zeer boos aan. Tot Nox’ opluchting droop het blonde Edelhert met hangende staart af.

Nadat Nox zitting had genomen in de Raad (jawel lieve lezertjes, jullie weten nog wel dat Nox heel graag zit) werd haar een Schitterende Zitstok aangeboden. Ook werd er een Groot Feest gehouden dat tot diep in de nacht duurde. Na dit feest hopte Nox diep tevreden en dol gelukkig op haar nieuwe speciale stok en viel in een diepe slaap.

De volgende ochtend nam zij afscheid van de Raadsleden. Ereleden hoeven immers niet altijd bij de vergaderingen van de Raad der Edelherten aanwezig te zijn. Parmantig hipte zij in volle vaart terug naar haar eigen Woon en vertelde haar zusjes het hele Avontuur in geuren en kleuren. Wat waren die trots op Nox. Van pure vreugde legden ze die dag alle vier, en dat is heel bijzonder, een heel erg mooi ei.